INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- admitteerde
- admitteerde
- admitteerde
- admitteerde
- admitteerden
- admitteerden
- admitteerden
O.v.t. (Past)
- zal admitteren
- zult admitteren
- zal admitteren
- zult admitteren
- zult admitteren
- zullen admitteren
- zullen admitteren
O.t.t.t. (Future)
- had geadmitteerd
- had geadmitteerd
- had geadmitteerd
- had geadmitteerd
- hadden geadmitteerd
- hadden geadmitteerd
- hadden geadmitteerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geadmitteerd
- hebt geadmitteerd
- heeft geadmitteerd
- hebt geadmitteerd
- hebben geadmitteerd
- hebben geadmitteerd
- hebben geadmitteerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geadmitteerd hebben
- zult geadmitteerd hebben
- zal geadmitteerd hebben
- zult geadmitteerd hebben
- zult geadmitteerd hebben
- zullen geadmitteerd hebben
- zullen geadmitteerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geadmitteerd hebben
- zou geadmitteerd hebben
- zou geadmitteerd hebben
- zou geadmitteerd hebben
- zouden geadmitteerd hebben
- zouden geadmitteerd hebben
- zouden geadmitteerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen geadmitteerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden geadmitteerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)