NL.png adjudiceren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • adjudiceren

O.t.t. (Present)

  • adjudiceerde
  • adjudiceerde
  • adjudiceerde
  • adjudiceerde
  • adjudiceerden
  • adjudiceerden
  • adjudiceerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal adjudiceren
  • zult adjudiceren
  • zal adjudiceren
  • zult adjudiceren
  • zult adjudiceren
  • zullen adjudiceren
  • zullen adjudiceren

O.t.t.t. (Future)

  • had geadjudiceerd
  • had geadjudiceerd
  • had geadjudiceerd
  • had geadjudiceerd
  • hadden geadjudiceerd
  • hadden geadjudiceerd
  • hadden geadjudiceerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geadjudiceerd
  • hebt geadjudiceerd
  • heeft geadjudiceerd
  • hebt geadjudiceerd
  • hebben geadjudiceerd
  • hebben geadjudiceerd
  • hebben geadjudiceerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geadjudiceerd hebben
  • zult geadjudiceerd hebben
  • zal geadjudiceerd hebben
  • zult geadjudiceerd hebben
  • zult geadjudiceerd hebben
  • zullen geadjudiceerd hebben
  • zullen geadjudiceerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geadjudiceerd hebben
  • zou geadjudiceerd hebben
  • zou geadjudiceerd hebben
  • zou geadjudiceerd hebben
  • zouden geadjudiceerd hebben
  • zouden geadjudiceerd hebben
  • zouden geadjudiceerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geadjudiceerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geadjudiceerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geadjudiceerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geadjudiceerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geadjudiceerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geadjudiceerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geadjudiceerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geadjudiceerd zijn
  •