NL.png adjungeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • adjungeren

O.t.t. (Present)

  • adjungeerde
  • adjungeerde
  • adjungeerde
  • adjungeerde
  • adjungeerden
  • adjungeerden
  • adjungeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal adjungeren
  • zult adjungeren
  • zal adjungeren
  • zult adjungeren
  • zult adjungeren
  • zullen adjungeren
  • zullen adjungeren

O.t.t.t. (Future)

  • had geadjungeerd
  • had geadjungeerd
  • had geadjungeerd
  • had geadjungeerd
  • hadden geadjungeerd
  • hadden geadjungeerd
  • hadden geadjungeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geadjungeerd
  • hebt geadjungeerd
  • heeft geadjungeerd
  • hebt geadjungeerd
  • hebben geadjungeerd
  • hebben geadjungeerd
  • hebben geadjungeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geadjungeerd hebben
  • zult geadjungeerd hebben
  • zal geadjungeerd hebben
  • zult geadjungeerd hebben
  • zult geadjungeerd hebben
  • zullen geadjungeerd hebben
  • zullen geadjungeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geadjungeerd hebben
  • zou geadjungeerd hebben
  • zou geadjungeerd hebben
  • zou geadjungeerd hebben
  • zouden geadjungeerd hebben
  • zouden geadjungeerd hebben
  • zouden geadjungeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geadjungeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geadjungeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geadjungeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geadjungeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geadjungeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geadjungeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geadjungeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geadjungeerd zijn
  •