INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• achterlaten

O.t.t. (Present)

• liet achter
• liet achter
• liet achter
• liet achter
• lieten achter
• lieten achter
• lieten achter

O.v.t. (Past)

• zal achterlaten
• zult achterlaten
• zal achterlaten
• zult achterlaten
• zult achterlaten
• zullen achterlaten
• zullen achterlaten

O.t.t.t. (Future)

• had achtergelaten
• had achtergelaten
• had achtergelaten
• had achtergelaten
• hadden achtergelaten
• hadden achtergelaten
• hadden achtergelaten

O.v.t.t. (Condicional)

• heb achtergelaten
• hebt achtergelaten
• heeft achtergelaten
• hebt achtergelaten
• hebben achtergelaten
• hebben achtergelaten
• hebben achtergelaten

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal achtergelaten hebben
• zult achtergelaten hebben
• zal achtergelaten hebben
• zult achtergelaten hebben
• zult achtergelaten hebben
• zullen achtergelaten hebben
• zullen achtergelaten hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou achtergelaten hebben
• zou achtergelaten hebben
• zou achtergelaten hebben
• zou achtergelaten hebben
• zouden achtergelaten hebben
• zouden achtergelaten hebben
• zouden achtergelaten hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden achtergelaten
•  

O.v.t. (Past)

• worden achtergelaten
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen achtergelaten worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden achtergelaten worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn achtergelaten
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was achtergelaten
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen achtergelaten zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden achtergelaten zijn
•