INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- bleef achter
- bleef achter
- bleef achter
- bleef achter
- bleven achter
- bleven achter
- bleven achter
O.v.t. (Past)
- zal achterblijven
- zult achterblijven
- zal achterblijven
- zult achterblijven
- zult achterblijven
- zullen achterblijven
- zullen achterblijven
O.t.t.t. (Future)
- was achtergebleven
- was achtergebleven
- was achtergebleven
- was achtergebleven
- waren achtergebleven
- waren achtergebleven
- waren achtergebleven
O.v.t.t. (Condicional)
- ben achtergebleven
- bent achtergebleven
- is achtergebleven
- bent achtergebleven
- zijn achtergebleven
- zijn achtergebleven
- zijn achtergebleven
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal achtergebleven zijn
- zult achtergebleven zijn
- zal achtergebleven zijn
- zult achtergebleven zijn
- zult achtergebleven zijn
- zullen achtergebleven zijn
- zullen achtergebleven zijn
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou achtergebleven zijn
- zou achtergebleven zijn
- zou achtergebleven zijn
- zou achtergebleven zijn
- zouden achtergebleven zijn
- zouden achtergebleven zijn
- zouden achtergebleven zijn
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)