INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• zorgen

O.t.t. (Present)

• zorgde
• zorgde
• zorgde
• zorgde
• zorgden
• zorgden
• zorgden

O.v.t. (Past)

• zal zorgen
• zult zorgen
• zal zorgen
• zult zorgen
• zult zorgen
• zullen zorgen
• zullen zorgen

O.t.t.t. (Future)

• had gezorgd
• had gezorgd
• had gezorgd
• had gezorgd
• hadden gezorgd
• hadden gezorgd
• hadden gezorgd

O.v.t.t. (Condicional)

• heb gezorgd
• hebt gezorgd
• heeft gezorgd
• hebt gezorgd
• hebben gezorgd
• hebben gezorgd
• hebben gezorgd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal gezorgd hebben
• zult gezorgd hebben
• zal gezorgd hebben
• zult gezorgd hebben
• zult gezorgd hebben
• zullen gezorgd hebben
• zullen gezorgd hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou gezorgd hebben
• zou gezorgd hebben
• zou gezorgd hebben
• zou gezorgd hebben
• zouden gezorgd hebben
• zouden gezorgd hebben
• zouden gezorgd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• *
•  

O.v.t. (Past)

• *
•  

O.t.t.t. (Future)

• *
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• *
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• *
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• *
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• *
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• *
•