NL.png wagen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • wagen

O.t.t. (Present)

  • waagde
  • waagde
  • waagde
  • waagde
  • waagden
  • waagden
  • waagden
 

O.v.t. (Past)

  • zal wagen
  • zult wagen
  • zal wagen
  • zult wagen
  • zult wagen
  • zullen wagen
  • zullen wagen

O.t.t.t. (Future)

  • had gewaagd
  • had gewaagd
  • had gewaagd
  • had gewaagd
  • hadden gewaagd
  • hadden gewaagd
  • hadden gewaagd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gewaagd
  • hebt gewaagd
  • heeft gewaagd
  • hebt gewaagd
  • hebben gewaagd
  • hebben gewaagd
  • hebben gewaagd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gewaagd hebben
  • zult gewaagd hebben
  • zal gewaagd hebben
  • zult gewaagd hebben
  • zult gewaagd hebben
  • zullen gewaagd hebben
  • zullen gewaagd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gewaagd hebben
  • zou gewaagd hebben
  • zou gewaagd hebben
  • zou gewaagd hebben
  • zouden gewaagd hebben
  • zouden gewaagd hebben
  • zouden gewaagd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gewaagd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gewaagd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gewaagd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gewaagd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gewaagd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gewaagd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gewaagd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gewaagd zijn
  •