NL.png waarderen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • waarderen

O.t.t. (Present)

  • waardeerde
  • waardeerde
  • waardeerde
  • waardeerde
  • waardeerden
  • waardeerden
  • waardeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal waarderen
  • zult waarderen
  • zal waarderen
  • zult waarderen
  • zult waarderen
  • zullen waarderen
  • zullen waarderen

O.t.t.t. (Future)

  • had gewaardeerd
  • had gewaardeerd
  • had gewaardeerd
  • had gewaardeerd
  • hadden gewaardeerd
  • hadden gewaardeerd
  • hadden gewaardeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gewaardeerd
  • hebt gewaardeerd
  • heeft gewaardeerd
  • hebt gewaardeerd
  • hebben gewaardeerd
  • hebben gewaardeerd
  • hebben gewaardeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gewaardeerd hebben
  • zult gewaardeerd hebben
  • zal gewaardeerd hebben
  • zult gewaardeerd hebben
  • zult gewaardeerd hebben
  • zullen gewaardeerd hebben
  • zullen gewaardeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gewaardeerd hebben
  • zou gewaardeerd hebben
  • zou gewaardeerd hebben
  • zou gewaardeerd hebben
  • zouden gewaardeerd hebben
  • zouden gewaardeerd hebben
  • zouden gewaardeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gewaardeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gewaardeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gewaardeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gewaardeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gewaardeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gewaardeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gewaardeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gewaardeerd zijn
  •