INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- las voor
- las voor
- las voor
- las voor
- lazen voor
- lazen voor
- lazen voor
O.v.t. (Past)
- zal voorlezen
- zult voorlezen
- zal voorlezen
- zult voorlezen
- zult voorlezen
- zullen voorlezen
- zullen voorlezen
O.t.t.t. (Future)
- had voorgelezen
- *
- *
- had voorgelezen
- had voorgelezen
- had voorgelezen
- hadden voorgelezen
O.v.t.t. (Condicional)
- heb voorgelezen
- hebt voorgelezen
- heeft voorgelezen
- hebt voorgelezen
- hebben voorgelezen
- hebben voorgelezen
- hebben voorgelezen
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal voorgelezen hebben
- zult voorgelezen hebben
- zal voorgelezen hebben
- zult voorgelezen hebben
- zult voorgelezen hebben
- zullen voorgelezen hebben
- zullen voorgelezen hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou voorgelezen hebben
- zou voorgelezen hebben
- zou voorgelezen hebben
- zou voorgelezen hebben
- zouden voorgelezen hebben
- zouden voorgelezen hebben
- zouden voorgelezen hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t. (Present)
- worden voorgelezen hebben
-
O.v.t. (Past)
- worden voorgelezen hebben
-
O.t.t.t. (Future)
- zullen voorgelezen hebben worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden voorgelezen hebben worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen voorgelezen hebben zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden voorgelezen hebben zijn
-