INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- bereidde voor
- bereidde voor
- bereidde voor
- bereidde voor
- bereidden voor
- bereidden voor
- bereidden voor
O.v.t. (Past)
- zal voorbereiden
- zult voorbereiden
- zal voorbereiden
- zult voorbereiden
- zult voorbereiden
- zullen voorbereiden
- zullen voorbereiden
O.t.t.t. (Future)
- had voorbereid
- had voorbereid
- had voorbereid
- had voorbereid
- hadden voorbereid
- hadden voorbereid
- hadden voorbereid
O.v.t.t. (Condicional)
- heb voorbereid
- hebt voorbereid
- heeft voorbereid
- hebt voorbereid
- hebben voorbereid
- hebben voorbereid
- hebben voorbereid
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal voorbereid hebben
- zult voorbereid hebben
- zal voorbereid hebben
- zult voorbereid hebben
- zult voorbereid hebben
- zullen voorbereid hebben
- zullen voorbereid hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou voorbereid hebben
- zou voorbereid hebben
- zou voorbereid hebben
- zou voorbereid hebben
- zouden voorbereid hebben
- zouden voorbereid hebben
- zouden voorbereid hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)