INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- vloekte
- vloekte
- vloekte
- vloekte
- vloekten
- vloekten
- vloekten
O.v.t. (Past)
- zal vloeken
- zult vloeken
- zal vloeken
- zult vloeken
- zult vloeken
- zullen vloeken
- zullen vloeken
O.t.t.t. (Future)
- had gevloekt
- had gevloekt
- had gevloekt
- had gevloekt
- hadden gevloekt
- hadden gevloekt
- hadden gevloekt
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gevloekt
- hebt gevloekt
- heeft gevloekt
- hebt gevloekt
- hebben gevloekt
- hebben gevloekt
- hebben gevloekt
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gevloekt hebben
- zult gevloekt hebben
- zal gevloekt hebben
- zult gevloekt hebben
- zult gevloekt hebben
- zullen gevloekt hebben
- zullen gevloekt hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gevloekt hebben
- zou gevloekt hebben
- zou gevloekt hebben
- zou gevloekt hebben
- zouden gevloekt hebben
- zouden gevloekt hebben
- zouden gevloekt hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)