INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- verzweeg
- verzweeg
- verzweeg
- verzweeg
- verzwegen
- verzwegen
- verzwegen
O.v.t. (Past)
- zal verzwijgen
- zult verzwijgen
- zal verzwijgen
- zult verzwijgen
- zult verzwijgen
- zullen verzwijgen
- zullen verzwijgen
O.t.t.t. (Future)
- had verzwegen
- had verzwegen
- had verzwegen
- had verzwegen
- hadden verzwegen
- hadden verzwegen
- hadden verzwegen
O.v.t.t. (Condicional)
- heb verzwegen
- hebt verzwegen
- heeft verzwegen
- hebt verzwegen
- hebben verzwegen
- hebben verzwegen
- hebben verzwegen
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal verzwegen hebben
- zult verzwegen hebben
- zal verzwegen hebben
- zult verzwegen hebben
- zult verzwegen hebben
- zullen verzwegen hebben
- zullen verzwegen hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou verzwegen hebben
- zou verzwegen hebben
- zou verzwegen hebben
- zou verzwegen hebben
- zouden verzwegen hebben
- zouden verzwegen hebben
- zouden verzwegen hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)