NL.png verversen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • verversen

O.t.t. (Present)

  • ververste
  • ververste
  • ververste
  • ververste
  • verversten
  • verversten
  • verversten
 

O.v.t. (Past)

  • zal verversen
  • zult verversen
  • zal verversen
  • zult verversen
  • zult verversen
  • zullen verversen
  • zullen verversen

O.t.t.t. (Future)

  • had ververst
  • had ververst
  • had ververst
  • had ververst
  • hadden ververst
  • hadden ververst
  • hadden ververst
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb ververst
  • hebt ververst
  • heeft ververst
  • hebt ververst
  • hebben ververst
  • hebben ververst
  • hebben ververst

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal ververst hebben
  • zult ververst hebben
  • zal ververst hebben
  • zult ververst hebben
  • zult ververst hebben
  • zullen ververst hebben
  • zullen ververst hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou ververst hebben
  • zou ververst hebben
  • zou ververst hebben
  • zou ververst hebben
  • zouden ververst hebben
  • zouden ververst hebben
  • zouden ververst hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden ververst
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden ververst
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen ververst worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden ververst worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn ververst
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was ververst
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen ververst zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden ververst zijn
  •