INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- vertrouwde
- vertrouwde
- vertrouwde
- vertrouwde
- vertrouwden
- vertrouwden
- vertrouwden
O.v.t. (Past)
- zal vertrouwen
- zult vertrouwen
- zal vertrouwen
- zult vertrouwen
- zult vertrouwen
- zullen vertrouwen
- zullen vertrouwen
O.t.t.t. (Future)
- had vertrouwd
- had vertrouwd
- had vertrouwd
- had vertrouwd
- hadden vertrouwd
- hadden vertrouwd
- hadden vertrouwd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb vertrouwd
- hebt vertrouwd
- heeft vertrouwd
- hebt vertrouwd
- hebben vertrouwd
- hebben vertrouwd
- hebben vertrouwd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal vertrouwd hebben
- zult vertrouwd hebben
- zal vertrouwd hebben
- zult vertrouwd hebben
- zult vertrouwd hebben
- zullen vertrouwd hebben
- zullen vertrouwd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou vertrouwd hebben
- zou vertrouwd hebben
- zou vertrouwd hebben
- zou vertrouwd hebben
- zouden vertrouwd hebben
- zouden vertrouwd hebben
- zouden vertrouwd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)