NL.png verraden

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • verraden

O.t.t. (Present)

  • verried
  • verried
  • verried
  • verried
  • verrieden
  • verrieden
  • verrieden
 

O.v.t. (Past)

  • zal verraden
  • zult verraden
  • zal verraden
  • zult verraden
  • zult verraden
  • zullen verraden
  • zullen verraden

O.t.t.t. (Future)

  • had verraden
  • had verraden
  • had verraden
  • had verraden
  • hadden verraden
  • hadden verraden
  • hadden verraden
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb verraden
  • hebt verraden
  • heeft verraden
  • hebt verraden
  • hebben verraden
  • hebben verraden
  • hebben verraden

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal verraden hebben
  • zult verraden hebben
  • zal verraden hebben
  • zult verraden hebben
  • zult verraden hebben
  • zullen verraden hebben
  • zullen verraden hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou verraden hebben
  • zou verraden hebben
  • zou verraden hebben
  • zou verraden hebben
  • zouden verraden hebben
  • zouden verraden hebben
  • zouden verraden hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden verraden
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden verraden
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen verraden worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden verraden worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn verraden
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was verraden
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen verraden zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden verraden zijn
  •