NL.png verdwalen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • verdwalen

O.t.t. (Present)

  • verdwaalde
  • verdwaalde
  • verdwaalde
  • verdwaalde
  • verdwaalden
  • verdwaalden
  • verdwaalden
 

O.v.t. (Past)

  • zal verdwalen
  • zult verdwalen
  • zal verdwalen
  • zult verdwalen
  • zult verdwalen
  • zullen verdwalen
  • zullen verdwalen

O.t.t.t. (Future)

  • was verdwaald
  • was verdwaald
  • was verdwaald
  • was verdwaald
  • waren verdwaald
  • waren verdwaald
  • waren verdwaald
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • ben verdwaald
  • bent verdwaald
  • is verdwaald
  • bent verdwaald
  • zijn verdwaald
  • zijn verdwaald
  • zijn verdwaald

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal verdwaald zijn
  • zult verdwaald zijn
  • zal verdwaald zijn
  • zult verdwaald zijn
  • zult verdwaald zijn
  • zullen verdwaald zijn
  • zullen verdwaald zijn
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou verdwaald zijn
  • zou verdwaald zijn
  • zou verdwaald zijn
  • zou verdwaald zijn
  • zouden verdwaald zijn
  • zouden verdwaald zijn
  • zouden verdwaald zijn

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •