INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- kleedde uit
- kleedde uit
- kleedde uit
- kleedde uit
- kleedden uit
- kleedden uit
- kleedden uit
O.v.t. (Past)
- zal uitkleden
- zult uitkleden
- zal uitkleden
- zult uitkleden
- zult uitkleden
- zullen uitkleden
- zullen uitkleden
O.t.t.t. (Future)
- had uitgekleed
- had uitgekleed
- had uitgekleed
- had uitgekleed
- hadden uitgekleed
- hadden uitgekleed
- hadden uitgekleed
O.v.t.t. (Condicional)
- heb uitgekleed
- hebt uitgekleed
- heeft uitgekleed
- hebt uitgekleed
- hebben uitgekleed
- hebben uitgekleed
- hebben uitgekleed
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal uitgekleed hebben
- zult uitgekleed hebben
- zal uitgekleed hebben
- zult uitgekleed hebben
- zult uitgekleed hebben
- zullen uitgekleed hebben
- zullen uitgekleed hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou uitgekleed hebben
- zou uitgekleed hebben
- zou uitgekleed hebben
- zou uitgekleed hebben
- zouden uitgekleed hebben
- zouden uitgekleed hebben
- zouden uitgekleed hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)