INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- pijpte
- pijpte
- pijpte
- pijpte
- pijpten
- pijpten
- pijpten
O.v.t. (Past)
- zal pijpen
- zult pijpen
- zal pijpen
- zult pijpen
- zult pijpen
- zullen pijpen
- zullen pijpen
O.t.t.t. (Future)
- had gepijpt
- had gepijpt
- had gepijpt
- had gepijpt
- hadden gepijpt
- hadden gepijpt
- hadden gepijpt
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gepijpt
- hebt gepijpt
- heeft gepijpt
- hebt gepijpt
- hebben gepijpt
- hebben gepijpt
- hebben gepijpt
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gepijpt hebben
- zult gepijpt hebben
- zal gepijpt hebben
- zult gepijpt hebben
- zult gepijpt hebben
- zullen gepijpt hebben
- zullen gepijpt hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gepijpt hebben
- zou gepijpt hebben
- zou gepijpt hebben
- zou gepijpt hebben
- zouden gepijpt hebben
- zouden gepijpt hebben
- zouden gepijpt hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)