INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• uitbreiden

O.t.t. (Present)

• breidde uit
• breidde uit
• breidde uit
• breidde uit
• breidden uit
• breidden uit
• breidden uit

O.v.t. (Past)

• zal uitbreiden
• zult uitbreiden
• zal uitbreiden
• zult uitbreiden
• zult uitbreiden
• zullen uitbreiden
• zullen uitbreiden

O.t.t.t. (Future)

• had uitgebreid
• had uitgebreid
• had uitgebreid
• had uitgebreid
• hadden uitgebreid
• hadden uitgebreid
• hadden uitgebreid

O.v.t.t. (Condicional)

• heb uitgebreid
• hebt uitgebreid
• heeft uitgebreid
• hebt uitgebreid
• hebben uitgebreid
• hebben uitgebreid
• hebben uitgebreid

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal uitgebreid hebben
• zult uitgebreid hebben
• zal uitgebreid hebben
• zult uitgebreid hebben
• zult uitgebreid hebben
• zullen uitgebreid hebben
• zullen uitgebreid hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou uitgebreid hebben
• zou uitgebreid hebben
• zou uitgebreid hebben
• zou uitgebreid hebben
• zouden uitgebreid hebben
• zouden uitgebreid hebben
• zouden uitgebreid hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden uitgebreid
•  

O.v.t. (Past)

• worden uitgebreid
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen uitgebreid worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden uitgebreid worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn uitgebreid
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was uitgebreid
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen uitgebreid zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden uitgebreid zijn
•