INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• schreien

O.t.t. (Present)

• schreide
• schreide
• schreide
• schreide
• schreiden
• schreiden
• schreiden

O.v.t. (Past)

• zal schreien
• zult schreien
• zal schreien
• zult schreien
• zult schreien
• zullen schreien
• zullen schreien

O.t.t.t. (Future)

• had geschreid
• had geschreid
• had geschreid
• had geschreid
• hadden geschreid
• hadden geschreid
• hadden geschreid

O.v.t.t. (Condicional)

• heb geschreid
• hebt geschreid
• heeft geschreid
• hebt geschreid
• hebben geschreid
• hebben geschreid
• hebben geschreid

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal geschreid hebben
• zult geschreid hebben
• zal geschreid hebben
• zult geschreid hebben
• zult geschreid hebben
• zullen geschreid hebben
• zullen geschreid hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou geschreid hebben
• zou geschreid hebben
• zou geschreid hebben
• zou geschreid hebben
• zouden geschreid hebben
• zouden geschreid hebben
• zouden geschreid hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• *
•  

O.v.t. (Past)

• *
•  

O.t.t.t. (Future)

• *
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• *
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• *
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• *
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• *
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• *
•