NL.png stempelen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • stempelen

O.t.t. (Present)

  • stempelde
  • stempelde
  • stempelde
  • stempelde
  • stempelden
  • stempelden
  • stempelden
 

O.v.t. (Past)

  • zal stempelen
  • zult stempelen
  • zal stempelen
  • zult stempelen
  • zult stempelen
  • zullen stempelen
  • zullen stempelen

O.t.t.t. (Future)

  • had gestempeld
  • had gestempeld
  • had gestempeld
  • had gestempeld
  • hadden gestempeld
  • hadden gestempeld
  • hadden gestempeld
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gestempeld
  • hebt gestempeld
  • heeft gestempeld
  • hebt gestempeld
  • hebben gestempeld
  • hebben gestempeld
  • hebben gestempeld

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gestempeld hebben
  • zult gestempeld hebben
  • zal gestempeld hebben
  • zult gestempeld hebben
  • zult gestempeld hebben
  • zullen gestempeld hebben
  • zullen gestempeld hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gestempeld hebben
  • zou gestempeld hebben
  • zou gestempeld hebben
  • zou gestempeld hebben
  • zouden gestempeld hebben
  • zouden gestempeld hebben
  • zouden gestempeld hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gestempeld
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gestempeld
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gestempeld worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gestempeld worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gestempeld
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gestempeld
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gestempeld zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gestempeld zijn
  •