NL.png smijten

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • smijten

O.t.t. (Present)

  • smeet
  • smeet
  • smeet
  • smeet
  • smeten
  • smeten
  • smeten
 

O.v.t. (Past)

  • zal smijten
  • zult smijten
  • zal smijten
  • zult smijten
  • zult smijten
  • zullen smijten
  • zullen smijten

O.t.t.t. (Future)

  • had gesmeten
  • had gesmeten
  • had gesmeten
  • had gesmeten
  • hadden gesmeten
  • hadden gesmeten
  • hadden gesmeten
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gesmeten
  • hebt gesmeten
  • heeft gesmeten
  • hebt gesmeten
  • hebben gesmeten
  • hebben gesmeten
  • hebben gesmeten

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gesmeten hebben
  • zult gesmeten hebben
  • zal gesmeten hebben
  • zult gesmeten hebben
  • zult gesmeten hebben
  • zullen gesmeten hebben
  • zullen gesmeten hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gesmeten hebben
  • zou gesmeten hebben
  • zou gesmeten hebben
  • zou gesmeten hebben
  • zouden gesmeten hebben
  • zouden gesmeten hebben
  • zouden gesmeten hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gesmeten
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gesmeten
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gesmeten worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gesmeten worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gesmeten
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gesmeten
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gesmeten zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gesmeten zijn
  •