NL.png smeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • smeren

O.t.t. (Present)

  • smeerde
  • smeerde
  • smeerde
  • smeerde
  • smeerden
  • smeerden
  • smeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal smeren
  • zult smeren
  • zal smeren
  • zult smeren
  • zult smeren
  • zullen smeren
  • zullen smeren

O.t.t.t. (Future)

  • had gesmeerd
  • had gesmeerd
  • had gesmeerd
  • had gesmeerd
  • hadden gesmeerd
  • hadden gesmeerd
  • hadden gesmeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gesmeerd
  • hebt gesmeerd
  • heeft gesmeerd
  • hebt gesmeerd
  • hebben gesmeerd
  • hebben gesmeerd
  • hebben gesmeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gesmeerd hebben
  • zult gesmeerd hebben
  • zal gesmeerd hebben
  • zult gesmeerd hebben
  • zult gesmeerd hebben
  • zullen gesmeerd hebben
  • zullen gesmeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gesmeerd hebben
  • zou gesmeerd hebben
  • zou gesmeerd hebben
  • zou gesmeerd hebben
  • zouden gesmeerd hebben
  • zouden gesmeerd hebben
  • zouden gesmeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gesmeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gesmeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gesmeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gesmeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gesmeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gesmeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gesmeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gesmeerd zijn
  •