NL.png smeden

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • smeden

O.t.t. (Present)

  • smeedde
  • smeedde
  • smeedde
  • smeedde
  • smeedden
  • smeedden
  • smeedden
 

O.v.t. (Past)

  • zal smeden
  • zult smeden
  • zal smeden
  • zult smeden
  • zult smeden
  • zullen smeden
  • zullen smeden

O.t.t.t. (Future)

  • had gesmeed
  • had gesmeed
  • had gesmeed
  • had gesmeed
  • hadden gesmeed
  • hadden gesmeed
  • hadden gesmeed
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gesmeed
  • hebt gesmeed
  • heeft gesmeed
  • hebt gesmeed
  • hebben gesmeed
  • hebben gesmeed
  • hebben gesmeed

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gesmeed hebben
  • zult gesmeed hebben
  • zal gesmeed hebben
  • zult gesmeed hebben
  • zult gesmeed hebben
  • zullen gesmeed hebben
  • zullen gesmeed hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gesmeed hebben
  • zou gesmeed hebben
  • zou gesmeed hebben
  • zou gesmeed hebben
  • zouden gesmeed hebben
  • zouden gesmeed hebben
  • zouden gesmeed hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gesmeed
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gesmeed
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gesmeed worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gesmeed worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gesmeed
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gesmeed
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gesmeed zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gesmeed zijn
  •