NL.png herkiezen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • herkiezen

O.t.t. (Present)

  • herkoos
  • herkoos
  • herkoos
  • herkoos
  • herkozen
  • herkozen
  • herkozen
 

O.v.t. (Past)

  • zal herkiezen
  • zult herkiezen
  • zal herkiezen
  • zult herkiezen
  • zult herkiezen
  • zullen herkiezen
  • zullen herkiezen

O.t.t.t. (Future)

  • had herkozen
  • had herkozen
  • had herkozen
  • had herkozen
  • hadden herkozen
  • hadden herkozen
  • hadden herkozen
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb herkozen
  • hebt herkozen
  • heeft herkozen
  • hebt herkozen
  • hebben herkozen
  • hebben herkozen
  • hebben herkozen

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal herkozen hebben
  • zult herkozen hebben
  • zal herkozen hebben
  • zult herkozen hebben
  • zult herkozen hebben
  • zullen herkozen hebben
  • zullen herkozen hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou herkozen hebben
  • zou herkozen hebben
  • zou herkozen hebben
  • zou herkozen hebben
  • zouden herkozen hebben
  • zouden herkozen hebben
  • zouden herkozen hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden herkozen
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden herkozen
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen herkozen worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden herkozen worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn herkozen
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was herkozen
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen herkozen zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden herkozen zijn
  •