NL.png formuleren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • formuleren

O.t.t. (Present)

  • formuleerde
  • formuleerde
  • formuleerde
  • formuleerde
  • formuleerden
  • formuleerden
  • formuleerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal formuleren
  • zult formuleren
  • zal formuleren
  • zult formuleren
  • zult formuleren
  • zullen formuleren
  • zullen formuleren

O.t.t.t. (Future)

  • had geformuleerd
  • had geformuleerd
  • had geformuleerd
  • had geformuleerd
  • hadden geformuleerd
  • hadden geformuleerd
  • hadden geformuleerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geformuleerd
  • hebt geformuleerd
  • heeft geformuleerd
  • hebt geformuleerd
  • hebben geformuleerd
  • hebben geformuleerd
  • hebben geformuleerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geformuleerd hebben
  • zult geformuleerd hebben
  • zal geformuleerd hebben
  • zult geformuleerd hebben
  • zult geformuleerd hebben
  • zullen geformuleerd hebben
  • zullen geformuleerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geformuleerd hebben
  • zou geformuleerd hebben
  • zou geformuleerd hebben
  • zou geformuleerd hebben
  • zouden geformuleerd hebben
  • zouden geformuleerd hebben
  • zouden geformuleerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geformuleerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geformuleerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geformuleerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geformuleerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geformuleerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geformuleerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geformuleerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geformuleerd zijn
  •