NL.png dreigen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • dreigen

O.t.t. (Present)

  • dreigde
  • dreigde
  • dreigde
  • dreigde
  • dreigden
  • dreigden
  • dreigden
 

O.v.t. (Past)

  • zal dreigen
  • zult dreigen
  • zal dreigen
  • zult dreigen
  • zult dreigen
  • zullen dreigen
  • zullen dreigen

O.t.t.t. (Future)

  • had gedreigd
  • had gedreigd
  • had gedreigd
  • had gedreigd
  • hadden gedreigd
  • hadden gedreigd
  • hadden gedreigd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedreigd
  • hebt gedreigd
  • heeft gedreigd
  • hebt gedreigd
  • hebben gedreigd
  • hebben gedreigd
  • hebben gedreigd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedreigd hebben
  • zult gedreigd hebben
  • zal gedreigd hebben
  • zult gedreigd hebben
  • zult gedreigd hebben
  • zullen gedreigd hebben
  • zullen gedreigd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedreigd hebben
  • zou gedreigd hebben
  • zou gedreigd hebben
  • zou gedreigd hebben
  • zouden gedreigd hebben
  • zouden gedreigd hebben
  • zouden gedreigd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedreigd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedreigd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedreigd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedreigd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedreigd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedreigd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedreigd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedreigd zijn
  •