NL.png doorstaan

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • doorstaan

O.t.t. (Present)

  • doorstond
  • doorstond
  • doorstond
  • doorstond
  • doorstonden
  • doorstonden
  • doorstonden
 

O.v.t. (Past)

  • zal doorstaan
  • zult doorstaan
  • zal doorstaan
  • zult doorstaan
  • zult doorstaan
  • zullen doorstaan
  • zullen doorstaan

O.t.t.t. (Future)

  • had doorstaan
  • had doorstaan
  • had doorstaan
  • had doorstaan
  • hadden doorstaan
  • hadden doorstaan
  • hadden doorstaan
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb doorstaan
  • hebt doorstaan
  • heeft doorstaan
  • hebt doorstaan
  • hebben doorstaan
  • hebben doorstaan
  • hebben doorstaan

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal doorstaan hebben
  • zult doorstaan hebben
  • zal doorstaan hebben
  • zult doorstaan hebben
  • zult doorstaan hebben
  • zullen doorstaan hebben
  • zullen doorstaan hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou doorstaan hebben
  • zou doorstaan hebben
  • zou doorstaan hebben
  • zou doorstaan hebben
  • zouden doorstaan hebben
  • zouden doorstaan hebben
  • zouden doorstaan hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden doorstaan
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden doorstaan
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen doorstaan worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden doorstaan worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn doorstaan
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was doorstaan
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen doorstaan zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden doorstaan zijn
  •