NL.png corrigeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • corrigeren

O.t.t. (Present)

  • corrigeerde
  • corrigeerde
  • corrigeerde
  • corrigeerde
  • corrigeerden
  • corrigeerden
  • corrigeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal corrigeren
  • zult corrigeren
  • zal corrigeren
  • zult corrigeren
  • zult corrigeren
  • zullen corrigeren
  • zullen corrigeren

O.t.t.t. (Future)

  • had gecorrigeerd
  • had gecorrigeerd
  • had gecorrigeerd
  • had gecorrigeerd
  • hadden gecorrigeerd
  • hadden gecorrigeerd
  • hadden gecorrigeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gecorrigeerd
  • hebt gecorrigeerd
  • heeft gecorrigeerd
  • hebt gecorrigeerd
  • hebben gecorrigeerd
  • hebben gecorrigeerd
  • hebben gecorrigeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gecorrigeerd hebben
  • zult gecorrigeerd hebben
  • zal gecorrigeerd hebben
  • zult gecorrigeerd hebben
  • zult gecorrigeerd hebben
  • zullen gecorrigeerd hebben
  • zullen gecorrigeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gecorrigeerd hebben
  • zou gecorrigeerd hebben
  • zou gecorrigeerd hebben
  • zou gecorrigeerd hebben
  • zouden gecorrigeerd hebben
  • zouden gecorrigeerd hebben
  • zouden gecorrigeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gecorrigeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gecorrigeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gecorrigeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gecorrigeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gecorrigeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gecorrigeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gecorrigeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gecorrigeerd zijn
  •