NL.png corresponderen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • corresponderen

O.t.t. (Present)

  • correspondeerde
  • correspondeerde
  • correspondeerde
  • correspondeerde
  • correspondeerden
  • correspondeerden
  • correspondeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal corresponderen
  • zult corresponderen
  • zal corresponderen
  • zult corresponderen
  • zult corresponderen
  • zullen corresponderen
  • zullen corresponderen

O.t.t.t. (Future)

  • had gecorrespondeerd
  • had gecorrespondeerd
  • had gecorrespondeerd
  • had gecorrespondeerd
  • hadden gecorrespondeerd
  • hadden gecorrespondeerd
  • hadden gecorrespondeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gecorrespondeerd
  • hebt gecorrespondeerd
  • heeft gecorrespondeerd
  • hebt gecorrespondeerd
  • hebben gecorrespondeerd
  • hebben gecorrespondeerd
  • hebben gecorrespondeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gecorrespondeerd hebben
  • zult gecorrespondeerd hebben
  • zal gecorrespondeerd hebben
  • zult gecorrespondeerd hebben
  • zult gecorrespondeerd hebben
  • zullen gecorrespondeerd hebben
  • zullen gecorrespondeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gecorrespondeerd hebben
  • zou gecorrespondeerd hebben
  • zou gecorrespondeerd hebben
  • zou gecorrespondeerd hebben
  • zouden gecorrespondeerd hebben
  • zouden gecorrespondeerd hebben
  • zouden gecorrespondeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gecorrespondeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gecorrespondeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gecorrespondeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gecorrespondeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gecorrespondeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gecorrespondeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gecorrespondeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gecorrespondeerd zijn
  •