NL.png componeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • componeren

O.t.t. (Present)

  • componeerde
  • componeerde
  • componeerde
  • componeerde
  • componeerden
  • componeerden
  • componeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal componeren
  • zult componeren
  • zal componeren
  • zult componeren
  • zult componeren
  • zullen componeren
  • zullen componeren

O.t.t.t. (Future)

  • had gecomponeerd
  • had gecomponeerd
  • had gecomponeerd
  • had gecomponeerd
  • hadden gecomponeerd
  • hadden gecomponeerd
  • hadden gecomponeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gecomponeerd
  • hebt gecomponeerd
  • heeft gecomponeerd
  • hebt gecomponeerd
  • hebben gecomponeerd
  • hebben gecomponeerd
  • hebben gecomponeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gecomponeerd hebben
  • zult gecomponeerd hebben
  • zal gecomponeerd hebben
  • zult gecomponeerd hebben
  • zult gecomponeerd hebben
  • zullen gecomponeerd hebben
  • zullen gecomponeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gecomponeerd hebben
  • zou gecomponeerd hebben
  • zou gecomponeerd hebben
  • zou gecomponeerd hebben
  • zouden gecomponeerd hebben
  • zouden gecomponeerd hebben
  • zouden gecomponeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gecomponeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gecomponeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gecomponeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gecomponeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gecomponeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gecomponeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gecomponeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gecomponeerd zijn
  •