NL.png bijvoegen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • bijvoegen

O.t.t. (Present)

  • voegde bij
  • voegde bij
  • voegde bij
  • voegde bij
  • voegden bij
  • voegden bij
  • voegden bij
 

O.v.t. (Past)

  • zal bijvoegen
  • zult bijvoegen
  • zal bijvoegen
  • zult bijvoegen
  • zult bijvoegen
  • zullen bijvoegen
  • zullen bijvoegen

O.t.t.t. (Future)

  • had bijgevoegd
  • had bijgevoegd
  • had bijgevoegd
  • had bijgevoegd
  • hadden bijgevoegd
  • hadden bijgevoegd
  • hadden bijgevoegd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb bijgevoegd
  • hebt bijgevoegd
  • heeft bijgevoegd
  • hebt bijgevoegd
  • hebben bijgevoegd
  • hebben bijgevoegd
  • hebben bijgevoegd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal bijgevoegd hebben
  • zult bijgevoegd hebben
  • zal bijgevoegd hebben
  • zult bijgevoegd hebben
  • zult bijgevoegd hebben
  • zullen bijgevoegd hebben
  • zullen bijgevoegd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou bijgevoegd hebben
  • zou bijgevoegd hebben
  • zou bijgevoegd hebben
  • zou bijgevoegd hebben
  • zouden bijgevoegd hebben
  • zouden bijgevoegd hebben
  • zouden bijgevoegd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden bijgevoegd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden bijgevoegd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen bijgevoegd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden bijgevoegd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn bijgevoegd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was bijgevoegd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen bijgevoegd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden bijgevoegd zijn
  •