INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• bezoeken

O.t.t. (Present)

• bezocht
• bezocht
• bezocht
• bezocht
• bezochten
• bezochten
• bezochten

O.v.t. (Past)

• zal bezoeken
• zult bezoeken
• zal bezoeken
• zult bezoeken
• zult bezoeken
• zullen bezoeken
• zullen bezoeken

O.t.t.t. (Future)

• had bezocht
• had bezocht
• had bezocht
• had bezocht
• hadden bezocht
• hadden bezocht
• hadden bezocht

O.v.t.t. (Condicional)

• heb bezocht
• hebt bezocht
• heeft bezocht
• hebt bezocht
• hebben bezocht
• hebben bezocht
• hebben bezocht

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal bezocht hebben
• zult bezocht hebben
• zal bezocht hebben
• zult bezocht hebben
• zult bezocht hebben
• zullen bezocht hebben
• zullen bezocht hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou bezocht hebben
• zou bezocht hebben
• zou bezocht hebben
• zou bezocht hebben
• zouden bezocht hebben
• zouden bezocht hebben
• zouden bezocht hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden bezocht
•  

O.v.t. (Past)

• worden bezocht
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen bezocht worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden bezocht worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn bezocht
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was bezocht
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen bezocht zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden bezocht zijn
•