NL.png bewonderen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • bewonderen

O.t.t. (Present)

  • bewonderde
  • bewonderde
  • bewonderde
  • bewonderde
  • bewonderden
  • bewonderden
  • bewonderden
 

O.v.t. (Past)

  • zal bewonderen
  • zult bewonderen
  • zal bewonderen
  • zult bewonderen
  • zult bewonderen
  • zullen bewonderen
  • zullen bewonderen

O.t.t.t. (Future)

  • had bewonderd
  • had bewonderd
  • had bewonderd
  • had bewonderd
  • hadden bewonderd
  • hadden bewonderd
  • hadden bewonderd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb bewonderd
  • hebt bewonderd
  • heeft bewonderd
  • hebt bewonderd
  • hebben bewonderd
  • hebben bewonderd
  • hebben bewonderd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal bewonderd hebben
  • zult bewonderd hebben
  • zal bewonderd hebben
  • zult bewonderd hebben
  • zult bewonderd hebben
  • zullen bewonderd hebben
  • zullen bewonderd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou bewonderd hebben
  • zou bewonderd hebben
  • zou bewonderd hebben
  • zou bewonderd hebben
  • zouden bewonderd hebben
  • zouden bewonderd hebben
  • zouden bewonderd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden bewonderd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden bewonderd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen bewonderd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden bewonderd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn bewonderd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was bewonderd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen bewonderd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden bewonderd zijn
  •