NL.png besluiten

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • besluiten

O.t.t. (Present)

  • besloot
  • besloot
  • besloot
  • besloot
  • besloten
  • besloten
  • besloten
 

O.v.t. (Past)

  • zal besluiten
  • zult besluiten
  • zal besluiten
  • zult besluiten
  • zult besluiten
  • zullen besluiten
  • zullen besluiten

O.t.t.t. (Future)

  • had besloten
  • had besloten
  • had besloten
  • had besloten
  • hadden besloten
  • hadden besloten
  • hadden besloten
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb besloten
  • hebt besloten
  • heeft besloten
  • hebt besloten
  • hebben besloten
  • hebben besloten
  • hebben besloten

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal besloten hebben
  • zult besloten hebben
  • zal besloten hebben
  • zult besloten hebben
  • zult besloten hebben
  • zullen besloten hebben
  • zullen besloten hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou besloten hebben
  • zou besloten hebben
  • zou besloten hebben
  • zou besloten hebben
  • zouden besloten hebben
  • zouden besloten hebben
  • zouden besloten hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden besloten
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden besloten
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen besloten worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden besloten worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn besloten
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was besloten
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen besloten zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden besloten zijn
  •