NL.png beschrijven

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • beschrijven

O.t.t. (Present)

  • beschreef
  • beschreef
  • beschreef
  • beschreef
  • beschreven
  • beschreven
  • beschreven
 

O.v.t. (Past)

  • zal beschrijven
  • zult beschrijven
  • zal beschrijven
  • zult beschrijven
  • zult beschrijven
  • zullen beschrijven
  • zullen beschrijven

O.t.t.t. (Future)

  • had beschreven
  • had beschreven
  • had beschreven
  • had beschreven
  • hadden beschreven
  • hadden beschreven
  • hadden beschreven
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb beschreven
  • hebt beschreven
  • heeft beschreven
  • hebt beschreven
  • hebben beschreven
  • hebben beschreven
  • hebben beschreven

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal beschreven hebben
  • zult beschreven hebben
  • zal beschreven hebben
  • zult beschreven hebben
  • zult beschreven hebben
  • zullen beschreven hebben
  • zullen beschreven hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou beschreven hebben
  • zou beschreven hebben
  • zou beschreven hebben
  • zou beschreven hebben
  • zouden beschreven hebben
  • zouden beschreven hebben
  • zouden beschreven hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden beschreven
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden beschreven
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen beschreven worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden beschreven worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn beschreven
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was beschreven
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen beschreven zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden beschreven zijn
  •