NL.png beroven

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • beroven

O.t.t. (Present)

  • beroofde
  • beroofde
  • beroofde
  • beroofde
  • beroofden
  • beroofden
  • beroofden
 

O.v.t. (Past)

  • zal beroven
  • zult beroven
  • zal beroven
  • zult beroven
  • zult beroven
  • zullen beroven
  • zullen beroven

O.t.t.t. (Future)

  • had beroofd
  • had beroofd
  • had beroofd
  • had beroofd
  • hadden beroofd
  • hadden beroofd
  • hadden beroofd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb beroofd
  • hebt beroofd
  • heeft beroofd
  • hebt beroofd
  • hebben beroofd
  • hebben beroofd
  • hebben beroofd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal beroofd hebben
  • zult beroofd hebben
  • zal beroofd hebben
  • zult beroofd hebben
  • zult beroofd hebben
  • zullen beroofd hebben
  • zullen beroofd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou beroofd hebben
  • zou beroofd hebben
  • zou beroofd hebben
  • zou beroofd hebben
  • zouden beroofd hebben
  • zouden beroofd hebben
  • zouden beroofd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden beroofd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden beroofd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen beroofd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden beroofd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn beroofd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was beroofd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen beroofd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden beroofd zijn
  •