INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- beleefde
- beleefde
- beleefde
- beleefde
- beleefden
- beleefden
- beleefden
O.v.t. (Past)
- zal beleven
- zult beleven
- zal beleven
- zult beleven
- zult beleven
- zullen beleven
- zullen beleven
O.t.t.t. (Future)
- had beleefd
- had beleefd
- had beleefd
- had beleefd
- hadden beleefd
- hadden beleefd
- hadden beleefd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb beleefd
- hebt beleefd
- heeft beleefd
- hebt beleefd
- hebben beleefd
- hebben beleefd
- hebben beleefd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal beleefd hebben
- zult beleefd hebben
- zal beleefd hebben
- zult beleefd hebben
- zult beleefd hebben
- zullen beleefd hebben
- zullen beleefd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou beleefd hebben
- zou beleefd hebben
- zou beleefd hebben
- zou beleefd hebben
- zouden beleefd hebben
- zouden beleefd hebben
- zouden beleefd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)