NL.png beklimmen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • beklimmen

O.t.t. (Present)

  • beklom
  • beklom
  • beklom
  • beklom
  • beklommen
  • beklommen
  • beklommen
 

O.v.t. (Past)

  • zal beklimmen
  • zult beklimmen
  • zal beklimmen
  • zult beklimmen
  • zult beklimmen
  • zullen beklimmen
  • zullen beklimmen

O.t.t.t. (Future)

  • had beklommen
  • had beklommen
  • had beklommen
  • had beklommen
  • hadden beklommen
  • hadden beklommen
  • hadden beklommen
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb beklommen
  • hebt beklommen
  • heeft beklommen
  • hebt beklommen
  • hebben beklommen
  • hebben beklommen
  • hebben beklommen

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal beklommen hebben
  • zult beklommen hebben
  • zal beklommen hebben
  • zult beklommen hebben
  • zult beklommen hebben
  • zullen beklommen hebben
  • zullen beklommen hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou beklommen hebben
  • zou beklommen hebben
  • zou beklommen hebben
  • zou beklommen hebben
  • zouden beklommen hebben
  • zouden beklommen hebben
  • zouden beklommen hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden beklommen
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden beklommen
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen beklommen worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden beklommen worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn beklommen
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was beklommen
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen beklommen zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden beklommen zijn
  •