INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- behoefde
- behoefde
- behoefde
- behoefde
- behoefden
- behoefden
- behoefden
O.v.t. (Past)
- zal behoeven
- zult behoeven
- zal behoeven
- zult behoeven
- zult behoeven
- zullen behoeven
- zullen behoeven
O.t.t.t. (Future)
- had behoefd
- had behoefd
- had behoefd
- had behoefd
- hadden behoefd
- hadden behoefd
- hadden behoefd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb behoefd
- hebt behoefd
- heeft behoefd
- hebt behoefd
- hebben behoefd
- hebben behoefd
- hebben behoefd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal behoefd hebben
- zult behoefd hebben
- zal behoefd hebben
- zult behoefd hebben
- zult behoefd hebben
- zullen behoefd hebben
- zullen behoefd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou behoefd hebben
- zou behoefd hebben
- zou behoefd hebben
- zou behoefd hebben
- zouden behoefd hebben
- zouden behoefd hebben
- zouden behoefd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)