NL.png behoeven

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • behoeven

O.t.t. (Present)

  • behoefde
  • behoefde
  • behoefde
  • behoefde
  • behoefden
  • behoefden
  • behoefden
 

O.v.t. (Past)

  • zal behoeven
  • zult behoeven
  • zal behoeven
  • zult behoeven
  • zult behoeven
  • zullen behoeven
  • zullen behoeven

O.t.t.t. (Future)

  • had behoefd
  • had behoefd
  • had behoefd
  • had behoefd
  • hadden behoefd
  • hadden behoefd
  • hadden behoefd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb behoefd
  • hebt behoefd
  • heeft behoefd
  • hebt behoefd
  • hebben behoefd
  • hebben behoefd
  • hebben behoefd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal behoefd hebben
  • zult behoefd hebben
  • zal behoefd hebben
  • zult behoefd hebben
  • zult behoefd hebben
  • zullen behoefd hebben
  • zullen behoefd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou behoefd hebben
  • zou behoefd hebben
  • zou behoefd hebben
  • zou behoefd hebben
  • zouden behoefd hebben
  • zouden behoefd hebben
  • zouden behoefd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden behoefd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden behoefd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen behoefd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden behoefd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn behoefd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was behoefd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen behoefd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden behoefd zijn
  •