NL.png aanbidden

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • aanbidden

O.t.t. (Present)

  • aanbad
  • aanbad
  • aanbad
  • aanbad
  • aanbaden
  • aanbaden
  • aanbaden
 

O.v.t. (Past)

  • zal aanbidden
  • zult aanbidden
  • zal aanbidden
  • zult aanbidden
  • zult aanbidden
  • zullen aanbidden
  • zullen aanbidden

O.t.t.t. (Future)

  • had aangebeden
  • had aangebeden
  • had aangebeden
  • had aangebeden
  • hadden aangebeden
  • hadden aangebeden
  • hadden aangebeden
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb aangebeden
  • hebt aangebeden
  • heeft aangebeden
  • hebt aangebeden
  • hebben aangebeden
  • hebben aangebeden
  • hebben aangebeden

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal aangebeden hebben
  • zult aangebeden hebben
  • zal aangebeden hebben
  • zult aangebeden hebben
  • zult aangebeden hebben
  • zullen aangebeden hebben
  • zullen aangebeden hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou aangebeden hebben
  • zou aangebeden hebben
  • zou aangebeden hebben
  • zou aangebeden hebben
  • zouden aangebeden hebben
  • zouden aangebeden hebben
  • zouden aangebeden hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden aangebeden
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden aangebeden
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen aangebeden worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden aangebeden worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn aangebeden
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was aangebeden
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen aangebeden zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden aangebeden zijn
  •