NL.png voeden

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • voeden

O.t.t. (Present)

  • voedde
  • voedde
  • voedde
  • voedde
  • voedden
  • voedden
  • voedden
 

O.v.t. (Past)

  • zal voeden
  • zult voeden
  • zal voeden
  • zult voeden
  • zult voeden
  • zullen voeden
  • zullen voeden

O.t.t.t. (Future)

  • had gevoed
  • had gevoed
  • had gevoed
  • had gevoed
  • hadden gevoed
  • hadden gevoed
  • hadden gevoed
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gevoed
  • hebt gevoed
  • heeft gevoed
  • hebt gevoed
  • hebben gevoed
  • hebben gevoed
  • hebben gevoed

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gevoed hebben
  • zult gevoed hebben
  • zal gevoed hebben
  • zult gevoed hebben
  • zult gevoed hebben
  • zullen gevoed hebben
  • zullen gevoed hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gevoed hebben
  • zou gevoed hebben
  • zou gevoed hebben
  • zou gevoed hebben
  • zouden gevoed hebben
  • zouden gevoed hebben
  • zouden gevoed hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gevoed
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gevoed
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gevoed worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gevoed worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gevoed
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gevoed
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gevoed zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gevoed zijn
  •