INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• inkleuren

O.t.t. (Present)

• kleurde in
• kleurde in
• kleurde in
• kleurde in
• kleurden in
• kleurden in
• kleurden in

O.v.t. (Past)

• zal inkleuren
• zult inkleuren
• zal inkleuren
• zult inkleuren
• zult inkleuren
• zullen inkleuren
• zullen inkleuren

O.t.t.t. (Future)

• had ingekleurd
• had ingekleurd
• had ingekleurd
• had ingekleurd
• hadden ingekleurd
• hadden ingekleurd
• hadden ingekleurd

O.v.t.t. (Condicional)

• heb ingekleurd
• hebt ingekleurd
• heeft ingekleurd
• hebt inkleurd
• hebben ingekleurd
• hebben ingekleurd
• hebben ingekleurd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal ingekleurd hebben
• zult ingekleurd hebben
• zal ingekleurd hebben
• zult ingekleurd hebben
• zult ingekleurd hebben
• zullen ingekleurd hebben
• zullen ingekleurd hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou ingekleurd hebben
• zou ingekleurd hebben
• zou ingekleurd hebben
• zou ingekleurd hebben
• zouden ingekleurd hebben
• zouden ingekleurd hebben
• zouden ingekleurd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden ingekleurd
•  

O.v.t. (Past)

• worden ingekleurd
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen ingekleurd worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden ingekleurd worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn ingekleurd
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was ingekleurd
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen ingekleurd zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden ingekleurd zijn
•