NL.png uitschakelen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • uitschakelen

O.t.t. (Present)

  • schakelde uit
  • schakelde uit
  • schakelde uit
  • schakelde uit
  • schakelden uit
  • schakelden uit
  • schakelden uit
 

O.v.t. (Past)

  • zal uitschakelen
  • zult uitschakelen
  • zal uitschakelen
  • zult uitschakelen
  • zult uitschakelen
  • zullen uitschakelen
  • zullen uitschakelen

O.t.t.t. (Future)

  • had uitgeschakeld
  • had uitgeschakeld
  • had uitgeschakeld
  • had uitgeschakeld
  • hadden uitgeschakeld
  • hadden uitgeschakeld
  • hadden uitgeschakeld
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb uitgeschakeld
  • hebt uitgeschakeld
  • heeft uitgeschakeld
  • hebt uitgeschakeld
  • hebben uitgeschakeld
  • hebben uitgeschakeld
  • hebben uitgeschakeld

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal uitgeschakeld hebben
  • zult uitgeschakeld hebben
  • zal uitgeschakeld hebben
  • zult uitgeschakeld hebben
  • zult uitgeschakeld hebben
  • zullen uitgeschakeld hebben
  • zullen uitgeschakeld hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou uitgeschakeld hebben
  • zou uitgeschakeld hebben
  • zou uitgeschakeld hebben
  • zou uitgeschakeld hebben
  • zouden uitgeschakeld hebben
  • zouden uitgeschakeld hebben
  • zouden uitgeschakeld hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden uitgeschakeld
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden uitgeschakeld
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen uitgeschakeld worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden uitgeschakeld worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn uitgeschakeld
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was uitgeschakeld
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen uitgeschakeld zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden uitgeschakeld zijn
  •