NL.png controleren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • controleren

O.t.t. (Present)

  • controleerde
  • controleerde
  • controleerde
  • controleerde
  • controleerden
  • controleerden
  • controleerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal controleren
  • zult controleren
  • zal controleren
  • zult controleren
  • zult controleren
  • zullen controleren
  • zullen controleren

O.t.t.t. (Future)

  • had gecontroleerd
  • had gecontroleerd
  • had gecontroleerd
  • had gecontroleerd
  • hadden gecontroleerd
  • hadden gecontroleerd
  • hadden gecontroleerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gecontroleerd
  • hebt gecontroleerd
  • heeft gecontroleerd
  • hebt gecontroleerd
  • hebben gecontroleerd
  • hebben gecontroleerd
  • hebben gecontroleerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gecontroleerd hebben
  • zult gecontroleerd hebben
  • zal gecontroleerd hebben
  • zult gecontroleerd hebben
  • zult gecontroleerd hebben
  • zullen gecontroleerd hebben
  • zullen gecontroleerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gecontroleerd hebben
  • zou gecontroleerd hebben
  • zou gecontroleerd hebben
  • zou gecontroleerd hebben
  • zouden gecontroleerd hebben
  • zouden gecontroleerd hebben
  • zouden gecontroleerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gecontroleerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gecontroleerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gecontroleerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gecontroleerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gecontroleerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gecontroleerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gecontroleerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gecontroleerd zijn
  •