NL.png oplichten

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • oplichten

O.t.t. (Present)

  • lichtte op
  • lichtte op
  • lichtte op
  • lichtte op
  • lichtten op
  • lichtten op
  • lichtten op
 

O.v.t. (Past)

  • zal oplichten
  • zult oplichten
  • zal oplichten
  • zult oplichten
  • zult oplichten
  • zullen oplichten
  • zullen oplichten

O.t.t.t. (Future)

  • had opgelicht
  • had opgelicht
  • had opgelicht
  • had opgelicht
  • hadden opgelicht
  • hadden opgelicht
  • hadden opgelicht
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb opgelicht
  • hebt opgelicht
  • heeft opgelicht
  • hebt opgelicht
  • hebben opgelicht
  • hebben opgelicht
  • hebben opgelicht

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal opgelicht hebben
  • zult opgelicht hebben
  • zal opgelicht hebben
  • zult opgelicht hebben
  • zult opgelicht hebben
  • zullen opgelicht hebben
  • zullen opgelicht hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou opgelicht hebben
  • zou opgelicht hebben
  • zou opgelicht hebben
  • zou opgelicht hebben
  • zouden opgelicht hebben
  • zouden opgelicht hebben
  • zouden opgelicht hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden opgelicht
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden opgelicht
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen opgelicht worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden opgelicht worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn opgelicht
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was opgelicht
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen opgelicht zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden opgelicht zijn
  •