NL.png tutoyeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • tutoyeren

O.t.t. (Present)

  • tutoyeerde
  • tutoyeerde
  • tutoyeerde
  • tutoyeerde
  • tutoyeerden
  • tutoyeerden
  • tutoyeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal tutoyeren
  • zult tutoyeren
  • zal tutoyeren
  • zult tutoyeren
  • zult tutoyeren
  • zullen tutoyeren
  • zullen tutoyeren

O.t.t.t. (Future)

  • had getutoyeerd
  • had getutoyeerd
  • had getutoyeerd
  • had getutoyeerd
  • hadden getutoyeerd
  • hadden getutoyeerd
  • hadden getutoyeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb getutoyeerd
  • hebt getutoyeerd
  • heeft getutoyeerd
  • hebt getutoyeerd
  • hebben getutoyeerd
  • hebben getutoyeerd
  • hebben getutoyeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal getutoyeerd hebben
  • zult getutoyeerd hebben
  • zal getutoyeerd hebben
  • zult getutoyeerd hebben
  • zult getutoyeerd hebben
  • zullen getutoyeerd hebben
  • zullen getutoyeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou getutoyeerd hebben
  • zou getutoyeerd hebben
  • zou getutoyeerd hebben
  • zou getutoyeerd hebben
  • zouden getutoyeerd hebben
  • zouden getutoyeerd hebben
  • zouden getutoyeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden getutoyeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden getutoyeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen getutoyeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden getutoyeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn getutoyeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was getutoyeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen getutoyeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden getutoyeerd zijn
  •