INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- reddde
- reddde
- reddde
- reddde
- reddden
- reddden
- reddden
O.v.t. (Past)
- zal redden
- zult redden
- zal redden
- zult redden
- zult redden
- zullen redden
- zullen redden
O.t.t.t. (Future)
- had geredden
- had geredden
- had geredden
- had geredden
- hadden geredden
- hadden geredden
- hadden geredden
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geredden
- hebt geredden
- heeft geredden
- hebt geredden
- hebben geredden
- hebben geredden
- hebben geredden
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geredden hebben
- zult geredden hebben
- zal geredden hebben
- zult geredden hebben
- zult geredden hebben
- zullen geredden hebben
- zullen geredden hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geredden hebben
- zou geredden hebben
- zou geredden hebben
- zou geredden hebben
- zouden geredden hebben
- zouden geredden hebben
- zouden geredden hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)