INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- factureerde
- factureerde
- factureerde
- factureerde
- factureerden
- factureerden
- factureerden
O.v.t. (Past)
- zal factureren
- zult factureren
- zal factureren
- zult factureren
- zult factureren
- zullen factureren
- zullen factureren
O.t.t.t. (Future)
- had gefactureerd
- had gefactureerd
- had gefactureerd
- had gefactureerd
- hadden gefactureerd
- hadden gefactureerd
- hadden gefactureerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gefactureerd
- hebt gefactureerd
- heeft gefactureerd
- hebt gefactureerd
- hebben gefactureerd
- hebben gefactureerd
- hebben gefactureerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gefactureerd hebben
- zult gefactureerd hebben
- zal gefactureerd hebben
- zult gefactureerd hebben
- zult gefactureerd hebben
- zullen gefactureerd hebben
- zullen gefactureerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gefactureerd hebben
- zou gefactureerd hebben
- zou gefactureerd hebben
- zou gefactureerd hebben
- zouden gefactureerd hebben
- zouden gefactureerd hebben
- zouden gefactureerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gefactureerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gefactureerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)